Skip to main content

Op 19 mei 2021 werd het ontwerp van de ‘Brusselse klimaatwet’ goedgekeurd in de Commissie Leefmilieu van het Brussels Parlement. Een ambitieuze wet, die beantwoordt aan de verwachtingen die veel burgers, waaronder heel wat jongeren, op straat hebben geuit aan de vooravond van de verkiezingen van 2019 en die sindsdien werden herhaald. Het ontwerp wordt geleid door Alain Maron, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie. De klimaatwet heeft tot doel ambitieuze doelstellingen voor de vermindering van broeikasgasemissies in het Brusselse recht te verankeren, het engagement van alle regeringsbevoegdheden voor de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen te bevestigen, en de jaarlijkse, openbare en democratische evaluatie van de vooruitgang in de richting van die doelstellingen te garanderen.

Wetenschappers wijzen er al tientallen jaren op dat er dringend moet worden opgetreden om de onomkeerbare verandering van de ecosystemen te beperken. In opeenvolgende verslagen is opgeroepen tot snelle en ambitieuze acties waarbij alle belanghebbenden worden betrokken en lokale en burgeracties worden gemobiliseerd. Die dringende oproep is gehoord door vele burgers, of het nu gaat om studenten die staken voor het klimaat, talrijke betogers, mensen die zich inzetten voor de duurzame transformatie van onze samenleving of economische actoren die dagelijks hun activiteiten omvormen in de richting van meer duurzaamheid.

Om gehoor te geven aan die dringende oproep, wil de regering via haar klimaatwet ambitieuze klimaatdoelstellingen in het Brusselse recht verankeren, het engagement van alle regeringsbevoegdheden voor de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen bevestigen, en de jaarlijkse, openbare en democratische evaluatie van de vooruitgang in de richting van die doelstellingen garanderen.

Alain Maron, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie, verklaarde: “De goedkeuring van de klimaatwet door de Commissie Leefmilieu van het Brussels Parlement is een belangrijke stap voor de evolutie van het klimaatbeleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het Gewest beschikt nu over een sterk klimaatbeleidskader en over essentiële hefbomen om op de klimaatcrisis te reageren. De klimaatwet verankert ook het principe van rechtvaardige transitie en bevestigt de ambitie van de regering om niemand aan de kant te laten staan.”

Een versterkt klimaatbeleid voor ambitieuze klimaatmaatregelen

De Brusselse wet beoogt:

  • De verankering van de ambitieuze doelstellingen:
    • Het juridisch consolideren van de klimaatdoelstellingen van het Gewest en de integratie van het beginsel van ‘vooruitgang van de inspanningen’: de tekst neemt de versterkte doelstellingen over die in 2019 zijn vastgesteld in de Brusselse bijdrage aan het NEKP, namelijk een vermindering van de broeikasgasemissies met minstens 40% in 2030 en de ambitie om in 2050 klimaatneutraal te zijn met een vermindering van de broeikasgasemissies met minstens 90% (ten opzichte van 2005). De wet bepaalt ook dat het Gewest het beginsel van ‘vooruitgang van de inspanningen’ onderschrijft, wat impliceert dat het zich ertoe verbindt de Brusselse bijdrage te herzien in functie van de nieuwe doelstelling die aan België zal worden toegekend als gevolg van de Europese klimaatwet;
    • De goedkeuring van een methodologisch kader om rekening te houden met de zogenaamde ‘indirecte’ broeikasgasemissies: door onze keuzes, onze levenswijze en onze activiteiten zorgen we immers ook voor broeikasgasemissies buiten het gewestelijk grondgebied. Reductie van de emissies op een grondgebied is slechts zinvol als de gevolgde strategieën er niet toe leiden dat de emissies naar andere gebieden worden verplaatst, bijvoorbeeld door verplaatsing van de productie. De strijd tegen de klimaatverandering vereist interregionale en internationale solidariteit. Brussel neemt het voortouw door op dit punt verbintenissen aan te gaan die uiterlijk op 1 januari 2023 moeten worden verwezenlijkt;
    • De ‘Brusselse klimaatwet’ geeft rechtskracht aan de langetermijndoelstellingen die het Gewest zich heeft gesteld in haar Strategie voor de duurzame renovatie van de gebouwen en bevestigt ze het verbod op de installatie van nieuwe verwarmingsinstallaties op steenkool (vanaf september 2021) en op stookolie (vanaf 2025), terwijl ze ook voorziet in de invoering van begeleidende maatregelen voor de sector en de particulieren.
  • De vastlegging van vijf beginselen voor het gewestelijk klimaatbeleid:
      1. het beginsel van sociale rechtvaardigheid en rechtvaardige transitie bevestigt dat het voorkomen en verminderen van sociale ongelijkheden en precaire situaties integraal deel uitmaakt van de ontwikkeling en de uitvoering van het klimaatbeleid;
      2. het wederkerigheidsbeginsel: de gewestelijke en lokale overheden zullen in onderling overleg handelen, met het oog op het verhogen van de efficiëntie van de maatregelen van elk bestuursniveau;
      3. het beginsel van burgerbijdrage: het Gewest erkent en zal steun verlenen aan de essentiële rol die de collectieve burgeractie speelt bij de ontwikkeling en het beheer van bepaalde gemeenschappelijke hulpbronnen en bij het antwoord op de milieu-uitdagingen, vooral op het vlak van het klimaat. De term ‘burger’ moet hier worden verstaan in de ruime zin van het woord, en slaat ook op initiatieven van meerdere actoren, waaronder burgers, ondernemingen, verenigingen, …
      4. het hierboven vermelde vooruitgangsbeginsel;
      5. het beginsel van de geïntegreerde bestrijding van verontreiniging: het klimaatbeleid mag niet ten koste gaan van biodiversiteit, luchtkwaliteit, water of andere milieucomponenten.
  • Het betrekken van alle regeringsbevoegdheden in de bijdrage aan de klimaatdoelstellingen: elke minister en elke gewestelijke instelling zal de klimaatdoelstellingen moeten integreren in zijn meerjarendoelstellingen. Leefmilieu Brussel verleent in dat verband al een actieve begeleiding aan de belangrijkste gewestelijke instellingen.
  • Het garanderen van de jaarlijkse, openbare en democratische evaluatie van de vooruitgang in de richting van de doelstellingen: Met het oog op een objectieve en transparante verantwoordingsplicht zal een onafhankelijk comité van wetenschappelijke deskundigen vanaf 2022 jaarlijks een verslag opstellen waarin de bijdrage van het gewestelijk beleid aan de klimaatdoelstellingen wordt beoordeeld. Dat verslag, dat openbaar zal worden gemaakt, zal worden besproken op een ‘klimaatdag’ in het Brussels Parlement. De adviesraden en het maatschappelijk middenveld zullen worden aangemoedigd om ermee aan de slag te gaan;

Deze klimaatwet is nu goedgekeurd in de commissie en zal binnenkort ter stemming worden voorgelegd tijdens de plenaire vergadering van het Brussels Parlement.